zondag 3 maart 2019

Hugenoten, mijn voorouders

In mijn boek ‘De Batavier’, dat over twee weken verschijnt, spelen vluchtelingen een rol. In al het geharrewar en de stemmingmakerij over vluchtelingen zouden we bijna vergeten hoeveel geboren en getogen ‘echte’ Nederlanders afstammen van, zoals het tegenwoordig heet, ‘migranten’. Sommige bronnen noemen enorme percentages buitenlanders in de 17e eeuwse Hollandse steden: Fransen, Polen en Duitsers evenals Portugese en Duitse Joden.

Ook ik ben een vluchteling. Althans, ik stam af van vluchtelingen. 

In 1610 vertrokken Jean Polet en zijn vrouw Marie Baisseur vanuit Tourcoing aan de grens tussen Frankrijk en de Spaanse Nederlanden met hun kinderen naar Leiden. Ik ken hun reis niet, noch alle gevaren die zij moesten doorstaan. Zij waren protestanten, Hugenoten op de vlucht voor vervolging door de toenmalige Franse staat. Of misschien waren zij wel economische migranten. De werkelijke achtergrond is lastig te achterhalen, echter Tourcoing en Rijssel (Lille) behoorden niet tot de ‘pandsteden’ (places de sûreté), waarin de Hugenoten volgens het Edict van Nantes van 1598 zelfbestuur en veiligheid kenden. Ook de Spaanse Nederlanden, waar ze doorheen moesten reizen, waren onveilig voor het gezin.

Gedurende de gehele 17e eeuw zouden Hugenoten naar elders vluchten, naarmate kardinaal Richelieu en zijn opvolger De Mazarin alle vrijheden terugdraaiden en de vervolgingen hand over hand toenamen. In 1685 werd het protestantisme door Lodewijk XIV illegaal verklaard bij het Edict van Fontainebleau. De bestemming van deze migratiegolf? De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Württemberg, Brandenburg, Pruisen, Zwitserland, Engeland, uiteindelijk zelfs de Kaapkolonie. De schattingen lopen uiteen van 200.000 tot een half miljoen vluchtelingen.


Afbeelding van Wikipedia: vervolging van Hugenoten in La Rochelle (1661)

Interessant is dat de Republiek, die aanvankelijk de Hugenoten met open armen ontving, omdat zij geld, kennis en bedrijvigheid meebrachten en ook de nogal ‘steile’ Calvinistische kerk van de 17e eeuw versterkten, uiteindelijk steeds meer beperkingen ging opwerpen. Dat had een politieke en een economische achtergrond: sommige meer vrijzinnige bestuurders zagen de harde Calvinisten niet zo zitten en ook werden financiële zekerheden gevraagd aan de nieuwkomers. 

In die zin is er in vier eeuwen weinig veranderd. Een interessant artikel over immigratie in Nederland is op Wikipedia te vinden.


Jean en Marie Polet kregen vijf kinderen. In 1608 werd nog in Tourcoing hun zoon Jacques geboren, die later zijn vader zou opvolgen in zijn bedrijfje als wolkammer of ‘volder’ aan de Vollersgracht in Leiden. Jacques Polet en zijn vrouw Judith Carette (ook van Franse afkomst) zijn mijn voorouders, via hun zoon Anthoine, geboren 1645.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten