woensdag 24 februari 2021

Lessen uit het verleden

Drie meter zand

Mijn nog niet uitgegeven derde boek Drie Meter Zand begint in 1811, in de nadagen van Napoleon, als Nederland is geannexeerd door het Franse keizerrijk. De hoofdpersoon is een Hollandse militair in Franse dienst - het leger van het voormalige ‘Koningrijk’ Holland is ingelijfd door de Fransen. Om mij in te leven in de achtergrond van mijn hoofdpersoon, heb ik een studie gemaakt van de geschiedenis van ons land tussen ruwweg 1780 en 1813. Een bijzonder interessante en roerige tijd, die ons land ingrijpend heeft veranderd. 

De revoltes in de 18e eeuw ontstonden niet, zoals wij vaak denken, als een volksopstand, maar waren eerder een staatsgreep door ontwikkelde mensen tegen de corruptie en het nepotisme van de toenmalige heersers. Dat gold voor de Amerikaanse opstand van 1776, voor de daardoor geïnspireerde Patriottische opstand in de Nederlanden van 1781-1787, en voor de Franse revolutie van 1789-1792.

De patriottische opstand en de democratie

In de Nederlanden van de late 18e eeuw bestond een decentraal bestuurssysteem van gewestelijke Staten en plaatselijke vroedschappen. Daarin kon je alleen zitting nemen via ballotage: je hoorde erbij of je hoorde er niet bij. De corruptie binnen dit regenteske systeem en de monarchale trekjes van stadhouder Willem V, die aan het hoofd stond, leidden tot onvrede bij het deel van de elite dat zich niet gehoord voelde - juristen, artsen, wetenschappers, een deel van de adel en invloedrijke zakenlui.

Patriottisch 'vrijcorps'
 

In 1781 publiceerde een van hen (baron Joan Derk van de Capellen tot den Pol, vanwege zijn dwarsliggerij geroyeerd als Statenlid voor Overijssel) een anoniem pamflet ‘Aan het volk van Nederland’, waarin hij zijn grieven neerlegde en een oproep deed aan het volk om zich te bewapenen. Hij was geïnspireerd door de Amerikaanse revolte van vijf jaar eerder. Er ontstond een z.g. ‘Patriottische’ beweging, die zich organiseerde in bewapende volksmilities. Willem V vluchtte naar Nijmegen, en de Patriotten organiseerden ondermeer in Utrecht een democratische verkiezing van het stadsbestuur.

Na het incident van Goejanverwellesluis in 1787 kwam Frederik van Pruisen met een legermacht om de Patriotten mores te leren en zijn zwager Willem weer in Den Haag aan de macht te helpen (de Oranjerestauratie). Pas in 1795 zou een Frans leger onder generaal Pichegru prins Willem verdrijven. Daarmee kwamen ook vele naar Parijs gevluchte Patriotten terug. Het resultaat was de oprichting van de Bataafse Republiek, naar het Franse model. 

Aanhouding van Wilhelmina van Pruisen in 1787
 

De democratie was echter van korte duur, want in 1801 kregen we het Bataafse Gemenebest, geregeerd door het Staatsbewind, een soort politburo van 12 ‘staatssecretarissen’. In 1805 ontstond onder Franse druk de dictatuur van Rutger Schimmelpenninck, een stroman van Napoleon. In 1806 werd Lodewijk Napoleon, de broer van de keizer, koning van Holland. De Franse keizer Napoleon annexeerde ons in 1810 en na zijn val in 1813 kregen we Willem I, eerst als voorlopig staatshoofd en in 1815 als koning. Deze regeerde eerder als een verlicht despoot dan een constitutioneel monarch.

Daarmee was het monarchisme dus weer helemaal terug. Zoals mijn vader altijd zei: het ‘hondenvet’ komt bovendrijven, met andere woorden: dezelfde slimmeriken grijpen altijd weer de macht. Pas bij de grondwetherziening van Thorbecke (1848) zagen we iets ontstaan van het huidige democratische staatsbestel.

Lessen uit het verleden

Ik zie terecht of ten onrechte (dat mag u zelf bepalen) overeenkomsten tussen de roerige 18e eeuw en de bestuurscrisis waarin dit land momenteel verkeert. Op 20 februari 2021 legde Marc Chavannes in De Correspondent en NRC Opinie & Debat genadeloos het disfunctioneren bloot van ons openbaar bestuur, en misschien nog wel meer het disfunctioneren van het parlementaire bestel tijdens het coronajaar.

We worden net als in 1780 bestuurd door een ‘leemlaag’ van beroepsbestuurders, die nu, naar de tijdgeest, proberen het land te runnen als een bedrijf. Dit proces is al decennia gaande en uit zich door politieke verstarring in meterdikke coalitieakkoorden, die van het dualisme in de Kamer een aanfluiting maken. Als Kamerleden alleen mogen tekenen bij het kruisje, stemmen zij niet zonder last, zoals de Grondwet (artikel 67.3) voorschrijft. Ik noemde dat al in mijn vorige post van 2 januari j.l. 

Thorbecke

Deze problematiek is in de coronatijd alleen maar uitvergroot. Er bestaat nog maar één waarheid, namelijk die van Mark Rutte en de experts die hem adviseren. Het is treurig dat het gedachtegoed van de liberaal Thorbecke door zijn erfgenaam Rutte zo wordt verkwanseld. En de Kamer doet haar werk niet; ze verdiept zich onvoldoende in de materie, de oppositie is tandeloos en slechts bij hoge uitzondering is een zaak zo sterk dat het kabinet valt, zoals de toeslagenaffaire, waarin Pieter Omtzigt (CDA) en Renske Leijten (SP) een jarenlange strijd voerden om de onderste steen boven te krijgen.

Verkiezingen in coronatijd

Het redactioneel commentaar in dezelfde editie van NRC (20 februari) kopte met ‘Coronacrisis mag de stilstaande (verkiezings)campagne niet verder saboteren’. De verkiezingsprogramma’s zijn vrijwel onzichtbaar in de coronatunnel. Wat hebben we te kiezen, en waarvoor? Om alweer onze hoop op verandering in een dichtgetimmerd regeerakkoord te zien sneuvelen? 

Is er nog wat te kiezen? (website Maurice de Hond)

Daarnaast is het ronduit verbijsterend dat een kabinet, dat een heel volk vanwege het besmettingsgevaar maandenlang onderwerpt aan vrijheidsbeperkende maatregelen zoals de avondklok, deze gretig loslaat om via verkiezingen (17 maart) tot een nieuw mandaat van vier jaar te komen. Ze denken blijkbaar het zo gevreesde virus met vakantie te sturen tijdens de verkiezingen! Kennelijk hebben de Fransen dat beter begrepen: daar worden de regionale verkiezingen uitgesteld tot juni.

We snakken naar verandering

Een geslaagde verbetering van het staatsbestel kan alleen van binnenuit komen: in stand houden van alles wat werkt en verbeteren van alles wat niet werkt. Dus geen revolte, maar een zelfreinigend proces van (onvermijdelijk) lange adem. Net zoals de liberaal Thorbecke van binnenuit het parlementaire bestel kon vormgeven en de socialist Troelstra een eeuw geleden de stem werd van de niet gehoorde arbeidersklasse, is er nu een herbezinning nodig op de toestand van het land. Het bestuur moet weer plaats vinden via hoor en wederhoor, waarbij het debat van coalitie en oppositie in het parlement leidt tot wetgeving en er niet feitelijk per decreet wordt geregeerd zoals nu.

Misschien gloort er een sprankje hoop. Ook in de Kamer groeit het besef dat er verandering nodig is. Pieter Omtzigt spreekt over de noodzaak van een nieuw sociaal contract tussen burger en overheid. Ik hoop dat hij  gehoor krijgt.

Vooralsnog vind ik dat we in maart 2021 helemaal niet toe zijn aan verkiezingen. Waar gaan die over? Het enig mogelijke signaal zou zijn om massaal niet te gaan stemmen en daarmee de opkomst zodanig klein te maken, dat politiek Den Haag zich eens achter de oren gaat krabben. Of het gaat gebeuren bij ons murw geslagen electoraat? Ik geloof er geen barst van.