zondag 6 november 2022

Het hoge woord

Het hoge woord is er uit: de Staat der Nederlanden gaat excuses maken voor het slavernijverleden van Nederland. Het moest er met tien paarden worden uitgetrokken, want de maatschappelijke discussie woedt nog immer. Misschien moeten we er blij mee zijn, maar het had het kabinet gesierd om er meer haast mee te maken. 

Want waarom zouden we excuses maken als je mensen die vandaag leven niet verantwoordelijk kunt houden voor wat er in het verleden is gebeurd? Het antwoord is eenvoudig en tweeledig. Als eerste is de verantwoordelijkheid voor de slavernij een politieke ereschuld die nog nooit is ingelost. En ten tweede werkt het slavernijverleden nog steeds door in de hedendaagse maatschappij, zowel in Suriname, de Antillen als in Nederland. 

slavernijmonument Amsterdam

De Staat der Nederlanden is de erfgenaam van de Staten-Generaal van de Republiek, die in de 17e en 18e eeuw toestemming verleende aan investeringsmaatschappijen zoals de West-Indische Compagnie, de Sociëteit van Suriname en de Middelburgsche Commercie Compagnie om slaven te mogen verhandelen en exploiteren. Door de WIC, de SvS en de MCC werden gedurende ongeveer 170 jaar ruim een half miljoen Afrikanen gekocht van plaatselijke machthebbers en onder erbarmelijke omstandigheden vervoerd naar Curaçao en Suriname, waar ze werden verkocht en in gemiddeld 8 jaar letterlijk doodgewerkt. In de koloniën gold niet de Nederlandse wet, die slavernij verbood, maar het reglement van de maatschappij, dat niets van doen had met het welzijn van slaven.

gerestaureerd plantagehuis Mariënbosch

Na de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 werd deze verachtelijke machinerie onder druk van planters en investeerders nog bijna 60 jaar voortgezet, hoewel er internationaal inmiddels al een sterke abolitionistische beweging was ontstaan. Pas in 1863 werd in Suriname de slavernij in naam afgeschaft, maar de lobby van de planters was zo sterk dat de vrijgelatenen nog 10 jaar voor hun voormalige eigenaar moesten blijven werken onder toezicht van, jawel, diezelfde Staat der Nederlanden die nu, 150 jaar later, spartelend over de streep moest worden getrokken. 

Pas in 1873 waren die mensen werkelijk vrij, hoewel ze op een nauwelijks meer in te halen achterstand stonden. De gevolgens zijn nog steeds merkbaar: de nazaten van voormalige slaven hebben bovengemiddeld te maken met armoede en sociale achterstand, om maar niet te spreken van latent of openlijk racisme.

Plantage Mariënbosch 19e eeuw, rechts de slavenkwartieren

Ook na 1873 was het nog niet gedaan met de mensenhandel en uitbuiting, want kort daarna verschenen in Suriname de eerste scheepsladingen contractarbeiders, die met mooie beloftes uit Brits en Nederlands Indië werden gelokt en vervolgens onder zware omstandigheden op de plantages tewerkgesteld. Als hun omstandigheden aanleiding gaven tot protesten en gewelddadigheden, greep de koloniale overheid snoeihard in. 

Een berucht voorbeeld is de opstand van de Hindostaanse contractarbeiders in Mariënburg aan de Commewijne in 1902, die de tyrannieke opzichter van de suikerfabriek hadden vermoord na een loonconflict en onheuse bejegening van hun vrouwen. Niet zo best natuurlijk, maar Paramaribo stuurde het leger, dat vervolgens 16 mensen doodschoot. Nogeens een tiental bezweek later aan hun verwondingen. De doden werden eerst door de militairen verminkt en tentoongesteld ter afschrikking, daarna ergens begraven in ongebluste kalk. Het graf is nooit gevonden. In 2006 werd een monument voor hen opgericht. Ik ben er onlangs geweest en stond er stom van afschuw bij, in de tropische middaghitte.

Monument bij suikerfabriek Mariënburg, 

source: https://www.ozoutback.com.au/Suriname/commewijne/slides/20160121019.html

Wie wil weten wat zich ooit heeft afgespeeld in Suriname, raad ik aan om het in 1934 uitgegeven boek van Anton de Kom te lezen: Wij slaven van Suriname. Misschien dat het u de ogen opent. Als slechts één van de slavernijontkenners op de rechterflank van de Nederlandse politiek het boek zou lezen en het lef zou hebben om toe te geven wat er is aangericht, dan is dat al winst. 

Ik herinner u eraan dat nog in 2020 onze premier Mark Rutte een slavernij-excuus van het kabinet betitelde als een ‘complexe kwestie’. Met andere woorden, hij wilde er niet aan omdat zijn politieke achterban er mordicus op tegen was. Hoe groot de weerstand is, mag blijken uit de reacties vanuit de VVD, die vindt dat het uittrekken van 200 miljoen voor een bewustwordingsfonds waanzin is. Om maar niet te spreken van meer radicaal-rechtse elementen in Den Haag. 

Anton de Kom, auteur en verzetsman, 1898-1945

Wat doe je in de Nederlandse politiek als iets onwelgevallig is? Juist, je stelt een onderzoekscommissie in, die probeert de zaak zo lang mogelijk te rekken. Nu kan ik mij voorstellen dat een bewustwordingsfonds van 200 miljoen niet het belangrijkste is om de schade van de slavernij teniet te doen. Het moet blijken uit daadwerkelijk aanpakken van de achterstand. Maar daar hoor ik niets over.

De publieke opinie in Nederland loopt nu te hoop tegen de jarenlange uitbuiting bij de bouw van voetbalstadions in Qatar, maar de pot verwijt de ketel, want wij hebben het zelf ook gedaan in het Caribisch gebied. Maar het is al lang geleden, dus laten we uit alle macht proberen om deze schandvlek op ons blazoen uit te poetsen en toe te dekken.

En wat te zeggen over de erbarmelijke omstandigheden waaronder duizenden Oost-Europeanen door hedendaagse Nederlandse ondernemers worden gehuisvest en tewerkgesteld? Of over de manier waarop de Staat omgaat met asielzoekers, die in mensonwaardige onderkomens worden gehuisvest? Waar ook diezelfde coalitiepartij, die het woord VRIJHEID in het vaandel voert, een dubieuze rol in speelt? Vrijheid voor sommigen. 

Er...is...nog...niets...veranderd.