Ik had dit jaar de grootste moeite om iets te schrijven dat in de verste verte leek op een kerstwens.
Wie
in deze decembermaand het nieuws volgt, zou er bijna depressief van
worden. Het is een aaneenschakeling van moord, oorlog, ophef, haat en
verdeeldheid. Je moet er je ogen niet voor sluiten, maar zelden lijkt
slecht nieuws zo prominent in de media te staan als nu. Goed nieuws
lijkt wel met een lantarentje te zoeken. Ik heb er al eerder over
geschreven.
Daarom ben ik maar op zoek gegaan naar alles waar ik wel hoop uit put, herinneringen en actuele gebeurtenissen.
Allereerst
mijn kleindochters, waarvan de oudste al door het huis dribbelt en een
echt klein persoontje is geworden. De jongste, vijf maanden jong, die je
met grote blauwe ogen aankijkt en al probeert om op haar buik te
draaien.
bedacht door Henriette
Het
Surinaamse feest in een buurthuis in Leiden, waar ik laatst bij was. De
prettige, respectvolle sfeer tijdens dat feest, tussen alle aanwezigen,
of ze nu Surinaams, Nederlands, Marokkaans of iets anders waren.
Tijdens de voorbereidingen kregen we de geluidsinstallatie aan de praat,
waarna een Marokkaans-Nederlandse vrijwilliger op zijn telefoon
Marokkaanse muziek opzocht en die afdraaide voor de microfoon, onder
algemene hilariteit.
De
wijsheid van een jong meisje, een jaar of negen oud, aan wie ik het
verhaal vertelde van Anansi, die de wijsheid niet kon stelen en hem per
ongeluk in de rivier liet vallen, zodat hij zich over de hele wereld
verspreidde. ‘Hoe komt het, dat er een beetje wijsheid in ons allemaal
schuilt,’ vroeg ik. ‘Omdat wij allemaal water drinken,’ zei ze.
De
gewetensvolle Israëliërs, die bij Palestijnse families op de West Bank
gaan overnachten om intimidatie en geweld door bendes van kolonisten te
voorkomen.
De
man uit Oeganda, een immigrant die al jarenlang onze ochtendkrant
brengt. Hij kwam onlangs weer aan de deur met zijn gebruikelijke
kerstgroet. Ooit vond hij ‘s morgens vroeg de sleutel die we daags
ervoor in de voordeur hadden laten zitten, en gooide hem door de
brievenbus voordat hij gestolen zou worden.
De
oudejaarsviering aan boord van mijn schip dat in Gdansk lag, vijftig
jaar geleden tijdens de communistische tijd in Polen. Voor de valreep
stond een gewapende militair op wacht. Ik ging als derde stuurman met
een oliebol naar beneden om hem gelukkig nieuwjaar te wensen. De oliebol
wilde hij niet, want hij was een Pools officier, zei hij. Maar we
schudden elkaar wel de hand.
Een Marokkaanse vrouw en een conservatief-Joodse man, die op een trieste dag iets voor mij hebben gedaan dat ik nooit ben vergeten.
Het
volk van Syrië, dat feest viert op straat na de verdrijving van de
wrede dictator. Een volk dat eindelijk hoop krijgt op een betere
toekomst. En de voorzichtige toenadering van het westen tot de nieuwe
machthebbers in het land, in de hoop dat ze inderdaad hun radicale
gedachtegoed hebben afgelegd. Laten we hen het voordeel van de twijfel
geven.
Lang
voor onze tijd: de spontane kerstbestanden in de loopgraven in 1914 en
1915, waarbij Duitse en Britse militairen elkaar ontmoetten in
niemandsland. Ik heb nog steeds de stille hoop op een spoedig einde aan de
slachtpartij in Gaza, aan het Oekraïense front, in Soedan en Oost-Congo.
Of waar ook ter wereld, in de hoop dat leiderschap en verzoening de
verbinding zoeken en haat en vijandschap zullen overwinnen.
van Wikipedia
Ons
bloed is allemaal rood, of we nu wit, zwart of bruin zijn. Dat is niet
voor niets, het is wat ons allen verbindt. Of we Israëlisch of
Palestijns zijn, Russisch of Oekraïens. Of we Europeaan zijn of
immigrant.
Shalom, salam, odi, привет, вітання, greetings, bon bini, გამარჯობა (gamarjoba), saludos, 你好 (ni hao), gegroet, vrede zij met u en ons allen.
Ik dacht dat ik alles al
had gezegd wat er te zeggen was over oorlog, vijandbeelden en ontmenselijking.
Kort na het begin van de Gaza-oorlog een jaar geleden heb ik geprobeerd om mijn
gedachten daarover te formuleren, evenals eerder over de Oekraïne-oorlog, die
inmiddels al zijn derde jaar in is gegaan. En dan heb ik nog niets geschreven
over de vergeten oorlogen in Soedan en het oosten van Congo, die misschien nog
wel vele malen wreder zijn. Het gaat maar door en het gaat maar door.
Poetin
Vladimir Poetin, bezeten
van het waanidee van een groot-Russisch rijk, deinst voor niets terug en heeft
honderdduizenden doden op zijn geweten. Niet alleen in Oekraïne, maar ook aan
Russische zijde, waar een nieuwe mobilisatieverordening aanstaande is. Deze
lugubere ex-spion en maffiabaas is gepokt en gemazeld bij de KGB, in de maffia
van Sint-Petersburg en in de deels of helemaal door Rusland georkestreerde
oorlogen in Syrië, Tsjetsjenië en Georgië (lees Catherine Belton er maar op na).
Zijn specialisme is het vergiftigen van zijn tegenstanders (geleerd bij de KGB)
en het platbombarderen van scholen, markten, woonwijken en ziekenhuizen. Geen
oorlogsmisdaad is hem te verachtelijk. Rusland met zijn rijke cultuur, het land
van Tsjechov, Tolstoi, Borodin en Tsjaikovski, is dankzij hem een schurkenstaat
geworden.
Hoewel Oekraïne zich nog
steeds manmoedig weet te verdedigen en hopelijk het tij zal keren, houden andere
voormalige Sovjet-deelrepublieken hun adem in. Het Oekraïense front is een
menseneter voor beide partijen. Ik hoop nog steeds, misschien tegen
beter weten in, dat het Russische volk zich eindelijk tegen de oorlogshitser in
Moskou en zijn acolieten zal keren zodra er weer een mobilisatie wordt
afgekondigd en nogmaals duizenden jonge mannen als kanonnenvoer naar het front worden
gestuurd. Verandering komt alleen van binnenuit, op een zeker moment zal het
genoeg zijn.
Netanyahu
Dan is er Benjamin
Netanyahu, die een strafproces wegens corruptie boven het hoofd hangt zodra hij
moet aftreden, en daarom zijn bestaan als boegbeeld van de staat Israel zo lang
mogelijk probeert te rekken, nu met een nieuw oorlogsfront in Libanon. Je zou
juist van Israel verwachten dat ze daar de herinnering aan de Holocaust
meedragen en niet zelf genocide plegen. Tegen Netanyahu en zijn minister van
Defensie Gallant is niet voor niets een internationaal arrestatiebevel
in voorbereiding. Maar zij en hun ultrarechtse handlangers Ben-Gvir en Smotrich
zijn voor het gemak de verschrikkingen van de Holocaust vergeten. Alleen als ze
kritiek van buitenaf krijgen, trekken ze de Holocaust-kaart.
Een Palestijnse boer op de bezette Westoever, wiens olijfbomen worden omgezaagd en wiens huis wordt platgebrand door het kolonistentuig van Smotrich en Ben-Gvir, zal zich niet anders voelen dan de Joodse winkelier van wie de etalageruit werd ingeslagen en wiens koopwaar in de fik werd gestoken in 1938. De Kristallnacht lijkt op de West Bank wel
te worden herhaald, alleen zijn de nazaten van de slachtoffers van toen nu zelf
dader geworden. Dat mag ik van sommigen vast niet zeggen, maar ik doe het toch:
ik heb als mens en als auteur de plicht om mij uit te spreken en ik zie geen
verschil tussen de ene boevenbende en de andere.
Onder Netanyahu is Israel
een schurkenstaat geworden die constant overhoop ligt met de internationale
rechtsorde en de Verenigde Naties. Er is ook in Israel zelf weerstand tegen
deze verschrikkelijke kerel, die alleen in het zadel blijft door het
oorlogsvuur op te stoken. Hij heeft het bloed aan zijn handen van tienduizenden
mannen, vrouwen en kinderen, ‘collateral damage’ bij het uitroeien van
Palestijnse opstandelingen. Israel hanteert zelfs criteria voor het aantal
onschuldigen dat mag worden afgeslacht bij het vermoorden van één gedoodverfde
terrorist. Is het 50 op 1, of 100 op 1? Ik ben de verhouding vergeten. Bij de
bevrijding van vier Israëlische gijzelaars van Hamas werden honderden onschuldige Gazanen
afgeslacht. Palestinian lives matter, zou je kunnen zeggen, om een bekende uitspraak te herhalen. Elke zelfreflectie daarop ontbreekt.
Spotprent van de Noorse tekenaar Morten Morland. Netanyahu vermorzelt Gaza, terwijl ayatollah Khamenei de lucifer uitblaast, waarmee hij het vuur heeft aangestoken. Let op de figuurtjes van een vrouw en een kind, een silhouet tegen de vlammen.
Khamenei
Ook de zogenaamde
‘vrijheidsstrijders’ van Hamas en Hezbollah zijn geen fijne
jongens. De verschrikkingen van de slachtpartij van 7 oktober 2023 spreken voor
zich. Zij worden aangestuurd vanuit Teheran, waar ook al zo’n haatdragende kerel aan de macht is, een man van in de tachtig die nooit tegenspraak heeft
geduld, vrouwenrechten met de voeten treedt en hun voorvechters executeert. De As van Verzet, zo noemt hij zichzelf en iedereen die zich keert
tegen de staat Israel. Ook zij handelen vanuit een wraakzuchtige ideologie.
In Gaza is volgens Human
Rights Watch ongeveer 80% van de bevolking van Palestijnse afkomst. In Libanon
zijn er ongeveer een half miljoen, en evenzoveel in Syrië. De meeste (2
miljoen) leven in Jordanië. Vooral Libanon is een lappendeken van culturen en
godsdiensten, hoewel zij meestal in afzonderlijke gebieden en stadsdelen leven.
De belangrijkste
tactiek van Hamas en Hezbollah is dat zij zich tussen de burgerbevolking
verschuilen, die dienen als menselijk schild, potentiële ‘martelaren’ in hun jargon. Het is lastig te bepalen hoeveel steun er onder de vluchtelingen
en hun nazaten is voor Hamas en Hezbollah en of zij het wel zo prettig vinden
als deze strijdgroepen zich in hun midden verschuilen. Misschien krijgen ze ook
geen keus. In sommige stadsdelen van Beiroet is de steun voor Hezbollah groot,
zoals we kunnen lezen in het nieuws, echter de grens tussen militanten en burgers is niet altijd gemakkelijk te trekken. Maar zijn al die vrouwen en kinderen die inmiddels zijn afgeslacht wel als militanten te beschouwen?
Laten we duidelijk zijn:
beide partijen hebben reden genoeg tot haat als gevolg van het begane onrecht
en de wreedheden van hun tegenstander. Maar de spiraal van geweld kan alleen
doorbroken worden door een wapenstilstand en onderhandeling.
De VS en Trump
In het Midden-Oosten is
sprake van een proxy-oorlog tussen de VS en Iran. De Verenigde Staten prediken
vrede, maar leveren Israel intussen miljarden aan militaire steun. Netanyahu saboteert
consequent elk vredesinitiatief, gechanteerd door zijn extremistische vriendjes die dreigen hem ten val te brengen. De enige manier om hem tot wapenstilstand te dwingen is
door de Amerikaanse wapenleveranties aan Israel onmiddellijk te staken. Pas dan
kan er een vreedzame oplossing worden gezocht. Maar met een wankelende
president in het Witte Huis en spannende verkiezingen in het vooruitzicht
blijven de VS op hun handen zitten en heeft Netanyahu vrij spel. Als Trump, de
zoveelste kwaadaardige volksmenner, tot president wordt verkozen zal het hek van
de dam zijn. Niet alleen in het Midden-Oosten, ook in Oekraïne.
Tot slot
Wie zal de wereld
verlossen van al die boosaardige kerels en hun vijandbeeld? Overal staat de
democratie, de erfenis van de 20e eeuw die we eigenlijk zouden moeten
koesteren, onder druk. Ook in Nederland, waar nu getracht wordt het staatsrecht
te ondermijnen en elke asielzoeker als vijand neer te zetten. Asielcrisis?
Kletskoek. Het is de nasleep van decennia van moedwillige verwaarlozing, die nu
wordt uitgebuit om een populistische agenda door te drukken.
Ook ik ben niet jong
meer, een oude man als u wilt, en ik vrees voor de toekomst van mijn kinderen
en kleinkinderen. Gaan ze opgroeien in een autoritaire staat? Een
bananenrepubliek aan de Noordzee? Waar zijn de staatslieden, wijze vrouwen en
mannen die zo nodig zijn om het ondemocratische tij te keren? Die vacatures staan nog steeds open.
Tijd voor een wat luchtiger onderwerp na alle serieuze berichten van de afgelopen maanden! We hebben de woelige wereld even gelaten voor wat hij was en zijn weer naar Vlieland gevaren.
Na de regen en wind van de afgelopen maanden kondigde zich half juni een periode van beter weer aan. En zeker na alle beslommeringen van de eerste helft van 2024 was het nu tijd om een weekje eruit te gaan. We hadden onze boot Manokwari al eerder schoongemaakt en ik had er veel werk aan gedaan nadat de accu’s versleten bleken te zijn. De boot heeft nu een zonnepaneel en twee nieuwe accu’s, een combinatie die zelfs het verbruik van het koelkastje bij warm weer goed blijkt aan te kunnen.
Op reis
We pakten onze bagage en boodschappen in en stapten op een woensdag aan boord met het plan naar de Wadden te gaan. Zoals gewoonlijk is het even wennen aan de kleine ruimte en de harde matrassen, en de eerste nachten waren een beetje koud. Daags na het inschepen vertrokken we naar Kornwerderzand en Harlingen, tegen een zwakke noordoostenwind in. Helaas betekende dat varen met de motor - we hadden deze trip veel tegenwind.
zonsondergang na een regenachtige dag in Harlingen
In de sluis bij Kornwerderzand hoorde ik een hartverscheurend gepiep uit de motorruimte, waarvan ik al snel de oorzaak vond: een slappe dynamoriem. Aangezien we een extra dag in Harlingen zouden liggen, kon ik op mijn gemak bezig om het euvel te verhelpen. Het was die dag toch slecht weer... Helaas zat de dynamo muurvast in zijn bouten en moest ik extra gereedschap kopen om het los te krijgen, maar daarna was het snel geregeld. Een winkel in automaterialen bleek een V-snaar van de juiste maat te hebben en het probleem was opgelost.
route van Harlingen via de Blauwe Slenk naar Vlieland
route rondom de Richel naar Vlieland
Zaterdags gingen we bij afgaand tij naar Vlieland. Helaas zat de wind alweer tegen: noordwest, met wind tegen tij. Daar hadden we vooral in de Blauwe Slenk (het belangrijkste stuk van de route dat pal west loopt, zie kaartje) last van, met een behoorlijk koppige zee waarin we diepe duikelingen maakten. We liepen met de motor kalm met het tij mee, en al snel werd het rustiger, hoewel de wind nog steeds flinke uithalen maakte. We zetten gereefd zeil en voeren rustig op de eb het zeegat uit. Bij het aanlopen van Vlieland moet je altijd om het eilandje Richel heen naar open zee, waar het aardig kan spoken. Deze keer echter niet, en al snel liepen we de Vliesloot in, het geultje langs het strand.
eerder gemaakte foto van het zeegat bij Vlieland
Vlieland
De haven bleek aardig vol te liggen. Het was onverwacht druk, misschien wel door het mooie weer, maar desondanks vonden we een goed plekje ergens achterin, waar we drie dagen zouden blijven terwijl het opeens zomer werd. Die dagen werden besteed aan wandelen, fietsen en het grondig schoonmaken van het dek, dat onder de rommel zat van spinnen en vogels. Dat komt omdat onze thuishaven aan het IJsselmeer altijd wemelt van de insecten. Wilde natuur, zullen we maar zeggen, of vliegend vogel- en spinnenvoer…
schietoefening van de luchtmacht boven de Vliehors
Tijdens een wandeling in ons favoriete natuurgebied aan de westkant van het eiland werd de rust verstoord door schietoefeningen op de Vliehors, het schietterrein dat door alle spanningen in de wereld opeens weer vol activiteit is. De herrie was oorverdovend. Het vredesdividend is kennelijk nu wel opgesoupeerd na de brute overval van Poetin op Oekraïne twee jaar geleden. Wie vrede wil, moet zich helaas voorbereiden op oorlog.
een stille plas in de duinen van Vlieland
iemands zandkasteel, met poort, gracht en torens
De wandelingen op Vlieland brachten ons ook in een bosgebied vlakbij de haven, waar we nog nooit waren geweest. Hier vind je nog stille bospaden met - in de toenemende warmte - de geur van de hars uit de dennen die in het bos de overhand hebben. Met de fiets kwamen we ook verder weg op het eiland, bij stille plassen in het duingebied waar het goed toeven is voor watervogels.
Het Heksenhuis
Niet een plek die wij op Vlieland bezochten, maar een boek. Voor ons vertrek had ik een boek besteld van een collega-auteur in de Leidse regio, om mee te nemen als ‘leesvoer’. Jacqueline Zirkzee, evenals ik lid van de schrijverskring in Oegstgeest, heeft ettelijke historische romans op haar naam staan. Het Heksenhuis gaat over de heksenjacht in het Duitse Bamberg, die honderden vermeende heksen het leven heeft gekost.
Beschuldiging van hekserij was de opmaat tot vreselijke vervolging. Niet willen bekennen werd gezien als verdacht en leidde tot marteling, en wel bekennen onder de vreselijkste pijniging betekende dat de marteling stopte, maar je alsnog op de brandstapel kwam. De logica daarvan ontgaat ons tegenwoordig, maar de heksenjagers zagen het kennelijk anders.
De auteur beschrijft de ijzingwekkende vervolgingswaanzin niet alleen met veel historische nauwkeurigheid, maar ook met gevoel voor de onzekerheid van mensen die direct of indirect de gevolgen van de heksenjacht ondervonden. Het tweede deel van verhaal gaat over de vlucht van de hoofdpersonen om te ontkomen aan de heksenjagers, en alle hindernissen en gevaren van het reizen in de 17e eeuw. Het is een boeiend verhaal dat ik niet kon wegleggen - je wordt als het ware ondergedompeld in het leven van gewone mensen in lang vervlogen tijden. Een aanrader.
Terug naar huis
Bij het begin van de thuisreis zag ik bij de uiterton van Vlieland (de boei die het begin van de aanlooproute markeert) in de verte een klein bootje liggen. Iets dichterbij gekomen bleek het een klein open bootje te zijn met iemand erin. Ik ging dus maar een kijkje nemen, tenslotte zit je op open zee. Maar al snel bleek het loos alarm: het was een visser, die zijn bootje met een lijn aan de boei had geknoopt (wat eigenlijk niet mag). Hij waardeerde het wel dat ik was komen kijken en zei dat alles in orde was.
Tijdens de trip naar Kornwerderzand moesten we ettelijke malen uitwijken voor de veerboten naar Vlieland en Terschelling. De boot naar Terschelling vaart nu weer, tot mijn verbazing, via het Schuitengat, een smalle ondiepe route die tot voor een paar jaar totaal was verzand. Het verandert nogal eens op de Wadden, iets dat een rol speelt in twee van mijn eerdere boeken: Het Transport en Drie Meter Zand.
We konden op de route naar Harlingen goed zeilen, maar voor het laatste stukje door de Boontjes naar Kornwerderzand heb ik het zeil maar weggehaald. Het is daar eigenlijk te smal en met de wind recht achterin ben je constant bezig je zeilen te trimmen, doordat het geultje alle kanten op draait. Dat leidt de aandacht af van de overige scheepvaart.
Kornwerderzand
Na het schutten in Kornwerderzand maakten we vast aan de steiger aan de binnenzijde om te overnachten. Dat heeft zijn voor- en nadelen, want de dichte begroeiing erachter is een broedplaats voor vliegjes en mugjes, die in dikke wolken boven de havendam zweven en ook aan boord komen. Bovendien was het wel erg heet die dag. Desondanks lagen we daar in alle rust, moederziel alleen aan het begin van de steiger. ‘s Ochtends zat er op het betonnen frame van de reserve-sluisdeuren een aalscholver, die zich uitgebreid aan het krabben en poetsen was. Kennelijk had hij ongewenste verstekelingen in zijn verenpak…
Manokwari in Kornwerderzand
De laatste dagtocht naar huis verliep aanvankelijk in alle rust. Er was een zwakke zuidwestenwind, waar we wederom met de motor recht tegenin sukkelden. Rustig koffiedrinken op het water heeft ook zijn voordelen! Ik besloot om wat koers te veranderen naar de kust van de Wieringermeer, omdat de wind zou toenemen en mogelijk draaien naar west. En het klopte: op een zeker moment kon ik zeil zetten, en na een uurtje de draai maken naar het zuiden. Kort daarop begon het flink door te waaien en moest ik zelfs zeil minderen om de boot in de hand te houden. Na een paar uur kwam Andijk in zicht en konden we onze ligplaats opzoeken.
Een straat, een school en het Medisch Wetenschappelijk Instituut (MWI) in Paramaribo zijn naar professor doctor Paul Christiaan Flu (1884-1945) vernoemd. Echter, niet iedereen kent het levensverhaal van deze briljante Surinaamse wetenschapper, die op het gebied van gezondheidszorg baanbrekend werk heeft verricht.
Mariska de Jong van de stichting Ma-Jong wil hierin verandering brengen. “Paul Flu is een grootheid, die wij misschien onbewust in de vergetelheid hebben gedrukt. Hij verdient een grotere en bredere bekendheid”, zegt ze tegen de Surinaamse krant De Ware Tijd, en: “Het heeft lang geduurd voordat dit werd gerealiseerd. Anno 2024 constateren we dat de ontwikkeling van het waterleidingnet niet is meegegroeid met de stadsuitbreiding en de bevolkingstoename in Paramaribo en daarbuiten. Dat is toch wel jammer.”
Paul Christiaan Flu, uit een gegoede Surinaamse familie, ging al op zijn vijftiende naar de Geneeskundige School in Paramaribo, en haalde daarna op 22-jarige leeftijd zijn artsendiploma aan de Universiteit Utrecht en studeerde verder in Parijs en Hamburg. Vervolgens bracht hij drie jaar door in zijn vaderland, de toenmalige kolonie Suriname, als officier van gezondheid. Daar werd hij hoofd van het zojuist opgerichte Laboratorium voor Bacteriologie en Pathologie, waar hij zelf ook onderzoek deed en les gaf. In die jaren onderzocht hij de Surinaamse bevolking die geplaagd werd door tropische ziekten.
Paul Christiaan Flu
Flu was medeorganisator van een expeditie naar de Surinaamse plaats Groningen. Daar was een verpleeghuis gevestigd voor lijders aan framboesia, een tropische infectieziekte die veelal gepaard gaat met framboos-achtige huidgezwellen. De goed onderlegde Flu vermoedde dat de huidziekte eenvoudig te genezen was en hij liet de zieken behandelen met salvarsan, een voorloper van antibiotica. Na drie weken waren alle patiënten genezen en kon het verpleeghuis dicht.
In de steden, de rubberplantages en de goudindustrie van Suriname waren de leefomstandigheden onder het gewone volk buitengewoon slecht. De belangrijkste tropische ziekten waren in die tijd gele koorts, malaria, filaria, bilharzia en bos-yaws (leishmaniasis). Flu had al snel door dat deze in Paramaribo op twee manieren aangepakt moesten worden: preventie en genezing.
Met zijn kennis van bacteriologie en parasitologie wist hij dat de drinkwatervoorziening van Paramaribo verbeterd moest worden, omdat stilstaand water een bron is van tropische ziekten, die mede de oorzaak waren van het hoge sterftecijfer in Paramaribo. Flu beperkte zich niet alleen tot de medische behandeling en ontwikkeling van medicijnen, maar had ook aandacht voor de oorzaken waarover hij advies gaf. Eén van zijn aanbevelingen aan de overheid was om het waterleidingnet voor Paramaribo op te zetten, zodat de toenmalige open drinkwaterbakken uit de besmettingsketen konden worden verwijderd. Het zou uiteindelijk nog tot 1933 duren voordat de Surinaamse Waterleiding Maatschappij een waterleiding aanlegde van de Pararivier naar Paramaribo.
Paul Flu in zijn werkkamer, locatie onbekend
Het baanbrekende werk van Flu werd opgemerkt, niet alleen in Paramaribo maar ook in Den Haag. In 1911 werd Flu benoemd tot Ridder met de Zwaarden in de Orde van Oranje Nassau. Hij was toen pas 27 jaar oud. Kort daarna vertrok hij naar Nederlands-Indië, om daar zijn werk in de tropische geneeskunde voort te zetten.
In 1921 haalde de Universiteit Leiden dr. Flu terug naar Nederland als hoogleraar Tropische Hygiëne en directeur van het nieuw opgerichte Instituut voor Tropische Geneeskunde. Het hoogtepunt van de glansrijke carrière van Paul Flu kwam eind jaren dertig. In 1936 ontving hij een eredoctoraat van zijn alma mater, de Universiteit Utrecht. En twee jaar later werd de Surinamer bovendien benoemd tot rector magnificus van de Universiteit Leiden. Hij zou de functie een jaar bekleden, zoals in die tijd gebruikelijk was.
De oorlogsjaren
Aan het begin van de bezetting gingen enkele collega’s van Flu in Leiden over tot verzet. Bekend is de protestrede van hoogleraar Rudolph Cleveringa, die al in november 1940 protesteerde tegen het ontslag van zijn Joodse collega’s. Flu was geroerd door de gebeurtenissen, blijkt uit zijn memoires. Voor hem kwam het breekpunt pas in juni 1942, na meer dan twee jaar bezetting. Op dat moment werd de jurist Roelof Kranenburg door de bezetter ontslagen. Dat was reden voor 58 van de 93 Leidse hoogleraren, waaronder Paul Flu, om uit protest ook hun ontslag in te dienen.
Op 7 augustus 1942 werd hij opgepakt en met andere prominenten vastgezet in gijzelaarskamp Sint-Michielsgestel. Na korte tijd werd hij naar huis gestuurd, mede omdat hij vlak voor de oorlog een ernstige hartkwaal had opgelopen als gevolg van een ongeluk in zijn eigen laboratorium. Zijn vrijheid zou van korte duur zijn. Op 4 januari 1944 werd Paul Flu opnieuw opgepakt. Hij wist toen nog niet dat zijn zoon Hans juist was doodgeschoten door de Sicherheitsdienst, hij hoorde er pas van na zijn arrestatie. Hij bevond zich op dat moment met de overige 34 arrestanten in de Ortskommandantur aan de Boerhaavelaan in Leiden. Paul Flu zelf werd ditmaal afgevoerd naar Kamp Vught. Het regime was er vele malen strenger dan in het kamp in Sint-Michielsgestel.
Kamp Vught
Na een kleine maand werd Flu ontslagen uit Vught, en kon hij terugkeren naar Leiden. Maar meer dan door deze fysieke ontberingen, was Flu gebroken door de dood van zijn zoon. Hij werd neerslachtig en moedeloos. Over Vught schreef hij dat de slechte behandeling hem ‘volkomen onverschillig’ liet. En na zijn vrijlating leefde hij enkel nog voor zijn kleinkinderen die hun vader hadden verloren.
Op 17 september 1945 werden de deuren van de Universiteit Leiden feestelijk heropend. Paul Christiaan Flu liep die dag waarschijnlijk niet mee in het cortège: hij was te zwak. Drie maanden later stierf hij, op 61-jarige leeftijd. De academie overleefde weliswaar het oorlogsgeweld van de bezetter, maar het verloor mede daardoor één van zijn meest vooraanstaande wetenschappers.
Postuum eerbetoon
Het verhaal van Paul Flu verdient grotere aandacht, omdat hij een voorbeeldfiguur is voor studenten in het algemeen. Op 4 mei 2024, tijdens de Dodenherdenking in Leiden, vertelde Gin Sanches, adviseur van Stichting Ma-Jong, het bijzondere verhaal van Paul Flu aan de aanwezigen in het Academiegebouw van de universiteit.
Niet alleen Mariska de Jong en Gin Sanches proberen Paul Flu in de belangstelling te krijgen. Wilfred Lionarons schreef al eens een verhandeling ‘Professor dr. Paul Christiaan Flu 1884-1945’, en Luciën Karg maakte meer dan tien jaar geleden een documentaire over de wetenschappelijke verdiensten van Flu. Deze documentaire is op YouTube te zien.
Ook historicus Eric Kastelein besteedde aandacht aan Paul Flu, met name aan het borstbeeld dat zich in het Academisch Ziekenhuis Paramaribo (AZP) bevindt. Hij zorgde in 2022 in samenwerking met de directie van het AZP voor een plaquette bij het borstbeeld. “Er is dus al mooi voorwerk gedaan, maar dat is nog niet voldoende”, vindt Mariska de Jong.
Ze voegt eraan toe dat Ma-Jong en ‘Stichting Voor Elkaar’ van de familie Flu toestemming hebben gekregen om het verhaal over Paul Flu te vertellen. Dit wil ze samen met organisaties in zowel Nederland als Suriname doen en ze roept eenieder op die iets van of over hem heeft contact met haar organisatie te maken voor een grotere herdenking volgend jaar. “Ik ben in ieder geval al blij dat de Universiteit van Leiden heeft meegewerkt om zijn verhaal door mijn collega Gin Sanches te laten vertellen tijdens de dodenherdenking”, zegt De Jong.
Onlangs heeft zij in samenwerking met Quality College Suriname een start gemaakt met de opleiding Uitvaartverzorging, waar het thema culturele geschiedenis onderdeel is van het lesprogramma. Begin mei kregen haar studenten een rondleiding bij AZP en MWI, waar hen het verhaal van de hoogleraar werd verteld. Mariska de Jong vindt het opvallend dat het MWI naar Paul Christiaan Flu is vernoemd, maar bij het instituut zijn naam slechts op een klein naambord is vermeld. Hierdoor wordt de afkorting MWI veelvuldig gebruikt in plaats van zijn naam. “Als we kijken welke bijdrage Paul Flu in Leiden heeft geleverd, dan moeten we kijken wat Leiden kan doen voor Suriname.” Misschien door het inrichten van een herdenkingshoek voor Paul Flu in het MWI, en een uitwisselingsproject tussen de Universiteit van Leiden en het MWI.
Herdenking 4 en 11 mei
Paul Christiaan Flu is op 4 mei 2024 herdacht in Leiden en in Paramaribo. Ik was bijzonder vereerd om op 4 mei bij de herdenking van Paul Flu op de universiteit Leiden aanwezig te mogen zijn, inclusief een voordracht van Gin Sanches, en bij de kranslegging bij het oorlogsmonument door Edwina Watson.
Kranslegging 4 mei 2024
Aansluitend mocht ik op 11 mei voor een klein gezelschap een voordracht geven over Paul Flu en Nederland in oorslogstijd. Hier volgt een samenvatting.
Tot voor kort wist ik, zoals zovele Nederlanders, niet van het bestaan van Paul Christiaan Flu. Het kwam door mijn groeiende betrokkenheid bij de Surinaamse gemeenschap in recente jaren, dat ik zijn naam hoorde. Paul Flu en zijn zoon Hans zijn beiden slachtoffer geworden van de Duitse bezetting tussen 1940 en 1945. Tijdens de oorlogsjaren waren er nog weinig mensen van Surinaamse afkomst in Nederland. Ik weet van tenminste één andere prominente Surinamer: Anton de Kom, die stierf in een concentratiekamp.
Maar er waren meer Surinaamse oorlogsslachtoffers. Ik heb de namen gevonden van 65 anderen, die veelal als zeevarende of militair hebben gediend en zijn omgekomen. Op het monument aan de Waterkant in Paramaribo worden ook zij geëerd.
Wat is mijn connectie met de tweede wereldoorlog? Ik ben de zoon van een verzetsman, Theo Polet, die in Brabant al op jonge leeftijd inlichtingen verzamelde voor de geallieerden, en na een verhuizing naar Amsterdam actief in het verzet ging. Mijn vader heeft de verschrikkingen van de bezetting in Amsterdam van dichtbij meegemaakt, de vervolgingen en razzia’s, waarbij ook Joodse vrienden van hem werden opgepakt om nooit meer terug te komen.
Ik heb uit het oorlogsdagboek van mijn vader geput om de aanwezigen een beeld te schetsen van Nederland in oorlogstijd, en daarmee de lotgevallen van de familie Flu in context te plaatsen. Mijn vader was weliswaar een verzetsman, maar hij was sterk gekant tegen de aanslagen op collaborateurs en Nazi-kopstukken vanwege de represailles die de Duitsers ondernamen tegen de burgerbevolking. Represailles waarvan Paul Flu en zijn zoon Hans slachtoffer werden.
Korte verhalen zijn niet helemaal mijn ding, maar toen ik van de Jachthaven Andijk de vraag kreeg om een kort verhaal te schrijven voor hun jaarlijkse magazine, ging ik toch maar aan de slag, temeer omdat de jachthaven met redelijk succes mijn boeken verkoopt. Enkele personages van de jachthaven spelen de hoofdrol. Het (fictieve) stukje is ook in het Duits vertaald.
Het IJsselmeer wordt weleens onderschat: het is een echte binnenzee, waar bij harde wind in no time ruwe omstandigheden ontstaan, met golfhoogten van ruim een meter. De medewerkers van de jachthaven in het verhaal (Jan en Bas) zijn niet voor niets opstapper op de reddingboot 't Span, die vanuit Andijk vaart.
***
LAGERWAL
De wandelaar die
zaterdagochtend vroeg in de motregen zijn hond uitliet bij de surfplas aan de
Vooroever, zag een wit met rood voorwerp op het strandje liggen. Naderbij
gekomen bleek het een reddingboei te zijn, zo’n ouderwetse, wit met rood, een
beetje van kleur verschoten met een rafelige lijn eraan en de woorden
‘Drijfhout - Hylpen’ erop. Zeker van een boot afgewaaid, dacht hij. Hij floot
zijn hond en schonk er verder geen aandacht aan, totdat hij na thuiskomst het
nieuws aanzette en hoorde dat er een klein zeilbootje was vermist met de naam
Drijfhout, thuishaven Hindeloopen. Hij besloot de boei op te halen en naar de
vlakbij gelegen jachthaven van Andijk te brengen. Die wisten er misschien wel
raad mee.
De havenwinkel was open
en Corine, die bezig was de daags daarvoor geleverde dozen met onderdelen uit
te pakken, nam de boei aan. ‘Bij de surfplas? Wat raar dat daar een boei ligt.
Hij zal wel naar binnen zijn gewaaid vannacht, het heeft zo vreselijk gespookt.
Maar bedankt voor de moeite, ik zal eens aan de jongens vragen of zij er iets
van weten.’
Bij de koffie die
ochtend liet ze de boei aan Jan en Bas zien. ‘Een voorbijganger heeft dit
gebracht. Hij zei dat hij bij de surfplas lag.’
Hindeloopen, centrum
Ze zaten wat te gapen
na de reddingbootactie de voorafgaande nacht. Ze waren er tot ver na
middernacht uit geweest voor een melding over een vermiste zeilboot, waar ook
de boten van Hindeloopen en Enkhuizen op af waren geweest. ‘Drijfhout? Ik denk
dat die boei van dat bootje komt waar we naar hebben gezocht,’ zei Jan. ‘Ze
zijn vanmorgen met een helikopter verder gaan zoeken, maar door die regen
kunnen ze nu niet zoveel zien.’
Het bootje was de
vorige middag bij mooi weer uitgevaren, een oud rood kajuitbootje van zes of
zeven meter. De noordoostenwind was tegen de avond toegenomen tot zes, gevolgd
door stortbuien vanuit het zuiden. De eigenaar van het bootje was niet
thuisgekomen. Hij nam zijn telefoon niet op en zijn vrouw had bezorgd de
havenmeester in Hindeloopen gebeld. Die had uiteindelijk de kustwacht ingeschakeld,
waarna de KNRM eropaf was gestuurd. Na donker hadden de gealarmeerde boten in
de regen nog een paar uur met radar en zoeklicht rondgekeken, maar niets kunnen
vinden.
Gedurende de dag trok
de regen weg. Er kwam een zwak zonnetje en de zoekactie werd voortgezet met een
helikopter, maar nog steeds zonder succes. Het bootje was en bleef vermist. Op
kanaal 1 werd ook de pleziervaart opgeroepen om uit te kijken naar rode
wrakstukken, of misschien een mast die boven water uitstak.
windkracht 6 op het IJsselmeer
‘s Middags waren kinderen
naar de uitkijktoren gelopen over het modderige bospaadje opzij van de surfplas
aan de Vooroever. Half verscholen tussen de bomen aan de overkant van het
ondiepe kreekje naast het pad was iets roods zichtbaar. Er stak iets omhoog dat
leek op een mastje met witte rafels eraan.
Kort daarop werd de
haven gebeld door de politie met de vraag of ze een bootje kwijt waren. Er was
een rood wrak gezien in het vogelreservaat naast de surfplas, maar ze konden er
niet bij komen.
‘Een rood wrak?’ vroeg
Carola, die de telefoon had opgenomen. ‘Er was gisteravond een rood bootje
vermist bij Hindeloopen, maar dat is helemaal aan de overkant. Ik zal eens
informeren.’ Ze belde Bas, die bezig was met de kraan een boot te water te
laten. ‘Bas, de politie belde dat er een rood bootje is gezien in het reservaat
naast de surfplas. Mis jij soms een rode boot uit de haven?’
‘Volgens mij ligt
iedereen op zijn plek. Een rode boot, zei je? Misschien is het wel dat bootje
waar we gisteren naar hebben gezocht.’
‘Dat was toch helemaal
in Friesland? Maar ja, je weet nooit, en hij schijnt ook nogal wat schade te
hebben. Ze kunnen er niet bij komen. Kunnen jullie eens een kijkje gaan nemen,
want hij hoort daar sowieso niet.’
‘Is er niemand aan
boord?’
‘Ze dachten van niet.’
Positie van het wrak. Bron: website Jachthaven Andijk, bewerkt
Bas en Jan pakten het
werkbootje en voeren langs de surfplas naar het reservaat. Met enige moeite
kwamen ze over de ondiepten voor de ingang, en na enig rondvaren tussen de luid
protesterende ganzen vonden ze een rood bootje, dat met gescheurde zeilen
verstrikt was geraakt in de takken van de wilgen die daar half in het water
staan. Achterop stond de naam ‘Drijfhout’.
De kajuitingang was
open en binnen zagen ze een man liggen, op zijn buik op de kajuitvloer. Ze
keken elkaar aan met holle ogen. ‘Dat ziet er niet best uit.’
‘Stap jij aan boord,
dan houd ik de boot langszij.’
Jan stapte in het
gangboord van het beschadigde bootje en dook naar binnen. Hij onderzocht de man
en voelde een zwakke polsslag. Hij was buiten kennis en steenkoud, blijkbaar
onderkoeld. Hij stak zijn hoofd naar buiten. ‘Bas, hij leeft nog. Bel jij 112
voor een ambulance bij de surfplas? Dan kijken we of we hem eruit kunnen
halen.’
Na het telefoontje
maakte Bas de boot langszij vast en stapte aan boord. Afgezien van een fikse
hoofdwond leek de man geen andere letsels te hebben, dus ze draaiden hem met
vereende krachten om en legden hem in de kuip. Het was een hele klus om hem
daarvandaan in de werkboot te tillen, maar uiteindelijk lukte het en voeren ze
met de patiënt naar de surfplas, waar politie en ambulance wachtten.
natuurgebied Vooroever, gezien vanaf het IJsselmeer
Twee weken later
verscheen een lange magere man met een verband om zijn hoofd in de havenwinkel,
met een bos bloemen en een slagroomtaart. Hij was de eigenaar van het bootje
dat in het reservaat had gelegen, en inmiddels was geborgen en op de wal gezet
achter het havenkantoor. Hij vertelde bij de koffie dat hij was overvallen door
de harde wind en tijdens het reven van het grootzeil een klap had gekregen van
de giek. Hoe hij verzeild was geraakt in het reservaat aan de Vooroever kon hij
niet uitleggen. Blijkbaar had het bootje in het donker zijn eigen weg gezocht.
Doordat de liftkiel omhoog was gedrukt, was het kennelijk aan lagerwal over de
ondieptes heen gezet en geëindigd tussen de bomen.