dinsdag 23 april 2024

Een andere kijk op Beverwijk

Stadswandeling Beverwijk

Op 13 april 2024 vond een stadswandeling plaats in Beverwijk, vanuit de Grote Kerk langs diverse historische plaatsen met als eindpunt het Museum Kennemerland. Hierbij werd bijzondere aandacht gegeven aan het koloniale verleden van de stad.  


In de Grote Kerk zijn verschillende rouwborden te zien en rouwkapellen van families die in verband worden gebracht met het koloniale verleden. Hierover gaf Jan Kramer uitleg. Daarna bespeelde Wim Goedegebuur het monumentale Müller-orgel, ooit geschonken door Anna Elisabeth Geelvinck, eigenaresse van buitenplaats Scheybeek en drie plantages in Suriname.

De Grote Kerk in Beverwijk


Vanuit de Grote Kerk liepen wij onder leiding van drs Fred Schweitzer en Jan Kramer langs de Lutherse kerk De Swaen. De grond van De Swaen was in 1771-1778 eigendom van Susanne Lespinasse.
Haar Surinaamse dienstbode Susanna Dumion (1713-1818) is door haar bij testament uit slavernij vrijgelaten. Susanna bleef bij de familie en is tussen 1771 en 1778 ongetwijfeld in Beverwijk geweest. Het graf van Susanna Dumion, overleden op 105-jarige leeftijd, is onlangs door Mariska de Jong herontdekt in Haarlem (zie https://tedpoletboeken.blogspot.com/2023/07/over-identiteit.html).  

Vervolgens bezochten wij de locaties van huizen waar Claes van IJperen heeft gewoond, aan het Meerplein en aan de Breestraat, om onze weg te vervolgen naar Akerendam en Zuijderwijck, Scheybeek en Duijnwijk (waarvan alleen de portierswoning rest). Deze hebben alle een koloniale achtergrond en zijn eigendom geweest van families die in verband worden gebracht met slavernij. Fred en Jan vertelden vele wetenswaardigheden over de bouwers, eigenaren en geschiedenis van deze buitenplaatsen.

Een interessant verhaal is dat van Jan Lapro, de laatste eigenaar van Duijnwijk. Hij kwam met drie 'slavinnen' vanuit Indië terug naar Nederland. De dames waren een geschenk van de plaatselijke sultan! Aangekomen in Nederland gaf hij hen bij de notaris hun vrijheid terug en stuurde hen per schip retour naar Indië. Dat kon dus ook in die tijd...

 

landhuis Scheybeek

In het Museum Kennemerland, dat zo vriendelijk was om ons een locatie te bieden voor het middagprogramma, kregen wij een lunch aangeboden door Mariska de Jong, waarna Fred Schweitzer en ik elk een presentatie gaven. Fred richtte zich vooral op een door hem gevonden stadskaart uit de 17e eeuw met gedetailleerde informatie over Beverwijk en enkele bekende inwoners van de stad. Vervolgens ging ik nader in op de relatie van Beverwijk met de slavenhandel en de Surinaamse slavernij. Daarna volgde een rondgang door het museum en de expositie over de Marrons, die een week eerder was geopend (zie eerdere post).

Van mijn presentatie volgt hieronder een samenvatting.

Beverwijk en het slavernijverleden

De slavernij in Suriname en het Caribisch gebied was een systeem van menselijke uitbuiting op industriële schaal. Zoals al eerder vermeld, ging het in Suriname alleen over 220.000 mensen in 200 jaar tijd. Zij hadden op de plantages een gemiddelde levensverwachting van 8 jaar.

Tegenwoordig kijken we met verbazing en afschuw naar het ongebreidelde winstbejag uit die tijd, over de rug van duizenden ongelukkigen. Het verbijsterende is dat dit kon gebeuren in de tijd van de Verlichting, waarin de mens, redelijkheid en beschaving centraal kwamen te staan.

Fort Elmina, veroverd door toedoen van Claes van IJperen in 1637. Elmina zou het hoofdkwartier worden van de WIC in West-Afrika.

Beverwijk was meer verweven met de slavernij dan je zou denken. Allereerst waren vele rijke buitenplaatsen rond Beverwijk in de 17e en 18e eeuw eigendom van veelal Amsterdamse families met belangen in de slavernij.  

Ik zal nog wat voorbeelden geven: de latere burgemeester Claes van IJperen, reeds genoemd door Fred Schweitzer, was in 1637 nauw betrokken bij de start van de slavenhandel van de West-Indische Compagnie. Ook was er Gerrit Pater, een Beverwijker die in 1705 naar Suriname vertrok. In 1710 huwde hij een plantersdochter, die hem mogelijk een startkapitaal bracht. Hij stierf in 1744 als lid van het koloniaal bestuur en eigenaar van drie plantages. Hij was toen rijkste man van de kolonie. Half Suriname stond bij hem in de schuld, wat iets zegt over de leefstijl van de planters in die tijd.


 

De connectie tussen Amsterdam en Beverwijk

De stank in het rijke Amsterdam moet niet te harden zijn geweest, vooral ‘s zomers als het warm was, want de grachten waren een open riool. Vergeleken met de stad was het Wijkermeer in die dagen een idyllisch oord, een zeearm met een open verbinding via het IJ naar de Zuiderzee. Rijke stedelingen zochten ‘s zomers hun toevlucht in ‘lustoorden’ tussen de duinrand en het Wijkermeer. 


Het Wijkermeer (Salomon van Ruysdael)

De Amsterdamse rijkdom kwam allereerst uit de Europese handel zoals hout- en graanhandel op de Oostzee, handel in wol en dakpannen op Schotland en zout vanuit Portugal. Pas later ontstond de koloniale handel van de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de West-Indische Compagnie. Nog veel later in de 17e eeuw werd de Sociëteit van Suriname opgericht.

Laten we eens kijken naar de laatste twee.

De West-Indische Compagnie (1621)

De WIC is opgericht  1621, ‘geoctrooieerd’ door de Staten-Generaal en gefinancierd met publiek en privaat kapitaal. De WIC was bedoeld om door kaapvaart de Spaanse en Portugese koloniën dwars te zitten.

Al in 1623 onderzoekt de WIC de slavenhandel vanuit Angola. In 1637 verovert de WIC het West-Afrikaanse fort São Jorge da Mina op de Portugezen, waarin Claes van IJperen uit Beverwijk, dan Directeur-Generaal van de Goudkust, een hoofdrol speelt. In 1630 verovert de WIC  Brazilië (Nederlands gebied tot 1654).


Na de vrede van Münster van 1648 komt een einde aan de kaapvaart. De aandacht  verschuift dan naar de handel in koloniale producten en de slavenhandel op Amerika. De WIC heeft contracten met mensenhandelaars in de West. In 1674 gaat de WIC failliet, maar maakt een doorstart. Geleidelijk krijgt de WIC naast het bestuur van Curaçao en andere eilanden een rol in het bestuur van de nieuwe kolonie Suriname, en later wordt zij aandeelhouder in de Sociëteit van Suriname.

De Sociëteit van Suriname (1683)

De SvS is opgericht in 1683, met als aandeelhouders de WIC, de stad Amsterdam en Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck. Deze laatste was een avonturier, een oud-militair en een echte houwdegen, die zijn aandeel kocht met geld geleend in Amsterdam.

De SvS was een koloniale exploitatiemaatschappij belast met bestuur en verdediging van Suriname. Bevoorrading van Suriname moest plaatsvinden vanuit Amsterdam, een onhandige regeling ingegeven door de in- en uitvoerrechten geheven door de stad. Vele Amsterdamse notabelen waren directeur van de SvS en hadden belangen in plantages.

18e eeuws plantagehuis Mariënbosch. Commewijne, Suriname

Buitenplaatsen en rijke families

Veel van de rijke buitenplaatsen aan het Wijkermeer waren in de 17e en 18e eeuw eigendom van Amsterdamse families met koloniale belangen. Ik zal er een paar noemen: Bicker, Geelvinck, Boreel, Coymans, Pels, Trip en Sautijn. Die families vormden een gesloten clan, die elkaar lucratieve koloniale bestuursfuncties toespeelden.

Ook de landgoederen wisselden via overerving en onderlinge huwelijken vaak van eigenaar binnen de eigen ‘bubbel’.

Landgoed Scheybeek was lange tijd eigendom van leden van de rijke familie Geelvinck, die al in 1621 betrokken was bij de WIC. Anna Elisabeth Geelvinck was bijna 20 jaar eigenaresse van Scheybeek en (door het erfdeel van haar echtgenoot Lucas Pels) van de Surinaamse plantages Boxel, Het Yland en Sinabo en Gelre. Het orgel in de Grote Kerk van Beverwijk is geschonken door Anna Elisabeth Geelvinck. 

de plantages van Anna Elisabeth Geelvinck

Bij de eigenaren van Akerendam zien we in de loop der jaren ook weer familienamen terugkomen met belangrijke koloniale connecties: Bicker, Geelvinck, Pels, Boreel en Sautijn.

Het eerste huis Westerhout is rond 1627 gebouwd door Balthasar Coymans (1555-1634). Deze familie heeft een lange historie van slavenhandel. Door huwelijk en overerving ontstonden relaties met de families Boreel en Geelvinck, beide met belangen in de WIC en de SvS.

Laten we eens kijken naar de familie Coymans.

De familie Coymans

Balthasar Coymans II, overleden in 1657, bouwde samen met zijn broer Joan Coymans (eveneens overleden in 1657) het handelshuis Coymans, opgericht door hun vader Balthasar I (1555-1634), verder uit. Dit was aanvankelijk gericht op de handel in edelmetalen, Zweeds ijzer, teer, linnen en specerijen. De familie had al vroeg belangen in de WIC en Isaac Coymans (1622-1673), een neef van Balthasar en Joan, hield zich al omstreeks 1656 actief bezig met slavenhandel: hij was enige tijd opperkoopman in Elmina.

Het handelshuis Coymans trad later op als makelaar in de slavenhandel via Curaçao. Zij huurden vanuit Cádiz in Spanje de WIC in als leverancier, omdat de Spanjaarden niet mochten handeldrijven in Afrika als gevolg van het Verdrag van Tordesillas uit 1494, waarbij de wereld werd verdeeld tussen Spanje en Portugal.

Rouwbord van Balthasar Coymans II, overleden 1657, in de Grote Kerk van Beverwijk

Sophia Trip, de weduwe van Joan Coymans, leidde het handelsimperium tussen 1657 en 1670. Haar zonen Balthasar en Jan namen daarna de leiding over. Isabella Coymans (1647-1705), eigenaresse van Westerhout en gehuwd met Jacob Boreel, was hun volle nicht.

Oud geld en investeerders

Vele buitenplaatsen aan het Wijkermeer zijn al vóór 1650 ontstaan uit vermogen verdiend met de Europese handel. Pas later in de 17e eeuw verschenen de slavenhandel en de plantage-economie op het toneel. De latere eigenaren van die buitenplaatsen waren vaak bestuurders van de WIC en de SvS, en streken zo ook een percentage van de slavenhandel op. Zij verfraaiden de landhuizen en bijbehorende tuinen met geld waarvan de herkomst twijfelachtig is.

Buitenplaatsen aan het Wijkermeer
 

Rond ca. 1750 ontstonden ‘negotiaties’, beleggingsfondsen, waaruit de Surinaamse planters leningen konden krijgen. Die planters leenden tegen de klippen op om hun extravagante leefstijl te kunnen betalen.

Met de negotiaties werd de geldstroom minder doorzichtig, wat vragen opwerpt over deze investeerders. Wisten zij nu wel of niet van de uitbuiting in de kolonie? Of was het misschien ver van hun bed en keken ze weg? Uiteindelijk verloren deze beleggers bijna al hun geld...

Ik vergelijk dit weleens met de beleggers in Shell. Wisten zij wel wat er door Shell in Nigeria werd uitgespookt?

Tot slot

Mogen wij niet meer genieten van de schoonheid van al die historische monumenten? Dat is natuurlijk onzin.

Maar denk soms eens na over de schaduwzijde van al die pracht en praal.

 


 

woensdag 17 april 2024

Het best bewaarde stukje Afrika in Zuid-Amerika

 


Een expositie over de Marrons in Suriname

Op 6 april 2024 werd een expositie over de cultuur van de Marrons in Suriname geopend in het Museum Kennemerland. Dit was een initiatief van Mariska de Jong en Iwan Jhintoe, waar ik tezamen met Mariska en het museum veel werk in heb gestopt, met dank aan Cees Hazenberg en Teatske de Jong.

een deel van de expositie

 

Aansluitend aan de opening gaf ik een presentatie over de Marrons. Dit artikel is een samenvatting van de presentatie.

Iets over de Marrons en de slavernij

De Surinaamse slavernij was een systeem van menselijke uitbuiting op industriële schaal: het gaat om 220.000 mensen in 200 jaar tijd. De slavenhouders waren ver in de minderheid en zagen die mensen niet als mens, maar als productiemiddel. De slachtoffers werden structureel afgebeuld. De belangrijkste machtsmiddelen van de planters waren onderdrukking en ontmenselijking zoals vernedering en het ontnemen van de identiteit. Dat werkt nog steeds door in hun nazaten.

plantagehuis Mariënbosch, midden 18e eeuw

 

Zonder de slavernij waren er geen Marrons geweest. Als gevolg van de barre leef- en werkomstandigheden ontvluchtten velen de plantages. Zij en hun nazaten heten Marrons.

De connectie met Kennemerland

Kennemerland was nauw verweven met de Surinaamse slavernij, en daarmee ook met de ‘marronage’, de vlucht van de plantages die het gevolg was van de slavernij. Zo was er Gerrit Pater, een Beverwijker die in 1705 naar Suriname vertrok en in 1744 stierf als eigenaar van drie plantages en als rijkste man van de kolonie. Half Suriname stond bij hem in de schuld.

Vele rijke buitenplaatsen rond het Wijkermeer waren in de 17e en 18e eeuw eigendom van Amsterdamse kooplieden, harteloze investeerders, die belangen hadden in plantages.

Buitenplaats Akerendam, Beverwijk

 

De eerste Marrons

De eerste Marrons zijn vermoedelijk al in de Britse tijd gevlucht. Na de verovering van Suriname door Nederland in 1667 vertrokken geleidelijk de Britse planters.

15 jaar later waren de meeste plantages Nederlands eigendom. Vervolgens groeide het aantal plantages in rap tempo. Daarmee groeit tevens het aantal slaafgemaakte werkkrachten en de vlucht vanaf de plantages.

Verzet en vrede

In 1750 wonen er al ongeveer 3000 Marrons diep in de wildernis van Suriname. Velen zijn in een verbitterde strijd verwikkeld met de planters en het gouvernement. In 1758 weet Paramaribo dat er geen houden aan is en biedt één Marrongroep vrede aan: de Okanisi.

In 1760 volgt dan het eerste ‘traktaat’, een verdrag met deze Marrongroep, gevolgd door verdragen met de Saamaka en de Matawai. Andere groepen sluiten echter nooit vrede, zoals de Aluku van Boni.

vredestraktaat met de Okanisi, 1760. bron: Nationaal Archief, via Wikipedia.

 

De Surinaamse Marrons van nu

De hedendaagse Marrons stammen direct af van de Marrons van toen. De vredestraktaten maakten dat de meesten in rust en afzondering konden leven diep in het bos. Daardoor hebben zij veel van hun oorspronkelijke Afrikaanse traditie bewaard.

Het dorp Gunsi aan de bovenloop van de Surinamerivier


Afrikaanse roots

In Afrika bestaat van oudsher een ‘animistisch’ wereldbeeld en een sterke band met voorouders. Bij de Marrons is dat duidelijk te zien. Veel Marrons voelen een sterke verbinding met de natuur. Alles om hen heen heeft een eigen kracht. Zij kennen het waterritueel, dat de voorouders eer bewijst, en vele andere rituelen, bijvoorbeeld rondom leven en dood. Ook hebben zij de mondelinge verteltraditie uit Afrika bewaard zoals de verhalen over Anansi, de spin.

Verbondenheid met de natuur

Een voorbeeld is de kankantri, de Afrikaanse kapokboom. De kankantri wordt in het bos vereerd omdat er een busigado in huist, een bosgod. Soms wordt er een maaltijd onder de boom gelegd voor de busigado, en om onverklaarbare redenen is het eten altijd de volgende dag verdwenen!

Kankantri, de geestenboom

 

Rituelen en voorouders

Rituelen zijn hoogst belangrijk bij de Marrons. Zij versterken de banden binnen de gemeenschap en met de voorouders bij geboorte, huwelijk, ziekte en dood, maar ook bij andere gelegenheden, zoals de opening van de expositie in Beverwijk.

Daarbij is het waterritueel uitgevoerd, met als diepere betekenis de reis van de voorouders over de oceaan. Het heeft ook een reinigende betekenis. Ook werd een plengoffer aan Moeder Aarde gedaan, een indrukwekkende gebeurtenis.

Anansi (foto en montage Ted Polet)

 

Afrikaanse vertelkunst

Waar geen geschreven taal bestaat, worden kennis en wijsheid van generatie op generatie mondeling overgedragen met verhalen, vaak over Anansi, de spin. Die verhalen hebben ook een diepere betekenis. Anansi, de zoon van Moeder Aarde, is in Afrika de boodschapper van de goden naar de mensen. Hij steelt de wijsheid, maar laat die uit zijn handen vallen. En dan gebeurt dit…

Het riviertje nam de wijsheid die Anansi had verzameld mee naar de zee, die het verspreidde over de hele wereld.

En zo komt het dat een klein beetje wijsheid in ons allen voortleeft.

Moeder Aarde

In Ghana heet Moeder Aarde, de moeder van Anansi, Asaase. In Suriname heet zij Mama Aisa of ook wel Gronmama. Zij is de godin van de dorre, uitgeputte aarde en de dood en  verwelkomt de overledenen in het geestenrijk. Je moet haar zelfs om toestemming vragen om een overledene te mogen begraven.

Asaase Yaa/Mama Aisa (source unknown)

 

Maar ook is zij de godin van de vruchtbare aarde en nieuw leven (zie het kindje op de arm van haar beeltenis hierboven). En daarmee raken we weer aan het wereldbeeld van de Marrons: een levenscyclus die begint voor de geboorte en doorgaat na de dood. 

Geheime boodschappen

De Marroncultuur zit vol geheime boodschappen, die voor de ontvanger niet mis te verstaan zijn. Ze zitten in borduurpatronen, houtsnijwerk en de beschildering van gebruiksvoorwerpen. De pari of pagaai geeft sturing aan het leven, tot uitdrukking gebracht in de beschildering.

Pari (pagaai), schilder- en houtsnijwerk, foto Mariska de Jong

Maar ook zitten geheime boodschappen in de taal van de Apinti-drum en de ‘telefoonboom’.

Apinti en de telefoonboom

Apinti is een manier van spreken met behulp van een drum. De oorsprong ervan ligt in West-Afrika. Het geluid is kilometers ver te horen in het oerwoud, en tijdens de strijd tegen de planters werd de positie van de vijand ermee doorgegeven.  Het spreken met de drum is een moeilijk beroep. De drummers zijn ingewijd en moeten een grondige kennis hebben van de regels. Apinti heeft ook een rituele betekenis. De drummer praat niet alleen met mensen, maar ook met het bovennatuurlijke. 

Apinti-doon (foto Mariska de Jong)

 

De telefoonboom is een boom met diepe voren in de stam, die een hol geluid geeft als je erop slaat. De 'taal' van de telefoonboom is dezelfde als die van de drum.

Onze vriend Olan Dinge slaat op de telefoonboom, Gunsi, Suriname, 2022


de flyer gemaakt voor de tentoonstelling


 

 

woensdag 6 maart 2024

Is er nog goed nieuws?

Soms word ik bijna moedeloos van het nieuws. De krant staat bol van sensatie, angstzaaierij, achterklap, onrecht, bedrog, opruiing, oorlog, moord en doodslag, het klimaat en… o ja, sport! Laat ik de sport niet vergeten. Panem et circenses, zeiden de oude Romeinen al. Brood en spelen dienden toen al om het volk tevreden te houden. Het sportnieuws leidt ons in ieder geval af van de harde realiteit waarin wij leven.

Vandaag heb ik eens een steekproef gedaan op de inhoud van onze krant. Die is natuurlijk subjectief, en sommige artikelen en columns vallen in meer dan een categorie. Van de 67 artikelen waren er:


    28 over ophef of schandaal
    8 over oorlog
    9 over milieu, energie en klimaat
    18 artikelen leken mij neutraal informatief
    15 gingen over sport
    slechts 7 waren ander goed nieuws

Het nieuws brengt mij vooral in verwarring, ook al moet ik het als auteur volgen, wil ik de actualiteit niet kwijtraken. Maar soms lijkt het wel alsof de wereld vol boze oude mannen is, die er een satanisch behagen in scheppen om de wet aan hun laars te lappen of naar hun hand te zetten, hun volk te onderdrukken of duizenden de dood in te jagen. Ik hoef hun namen niet te noemen, u kent ze vast uit de krant. En dan spreek ik nog niet over hun acolieten die alvast bezig zijn macht te vergaren en staan te trappelen om in de voetsporen van de dictators te treden.

Thorbecke


Wereldwijd staan nog steeds vacatures voor staatsmanschap open. Ook in Nederland. Laten we hopen dat zij gevuld worden met wijze mensen voordat de wereld naar de gallemiezen wordt gejaagd door volksmenners, oorlogshitsers en kleptocraten.


Echt goed nieuws

Wat is er dan wel voor goed nieuws in de media? Je moet het met een lantarentje zoeken. In mijn plaatselijke krant stond gisteren iets over ‘ridders op de duofiets’, mensen die onderscheiden zijn voor hun maatschappelijke inzet. En hier en daar een column met een positieve toon. Maar verder vooral kommer en kwel.

wilgen in de uiterwaarden van de IJssel


Goed nieuws staat voor mij meestal niet in de krant. De geboorte van een kind, het eerste lachje en de eerste geluidjes als de kleine haar ouders antwoord geeft en reageert als opa en oma grapjes met haar maken. Het eerste kievitsei is gevonden (gelukkig mag het nu niet meer geraapt worden). Een goed gesprek met je hoogbejaarde buren. De natuur, die ondanks het ietwat ontspoorde klimaat gewoon weer haar gang gaat. De eerste bloemen aan de bomen, vogels die elkaar het hof maken. De zaag van de werkploeg die bezig is knotwilgen te snoeien. Het vroege ochtendlicht en de laagstaande zon tussen de bomen in het bos. Kinderstemmen op straat. Je leest het nauwelijks in de krant. Behalve dan over dat kievitsei.

Dat is de wereld waar ik van wil weten, niet die andere van haat, angst, dood en verderf. 

de zon in het bos

 

Lezing

Komende zaterdag mag ik hier in Leiden een lezing geven. Over de spin Anansi, die volgens de Afrikaanse legende aan zijn spindraad zou zijn afgedaald naar de mensenwereld met een boodschap van de goden. Anansi, die de wijsheid niet kon stelen, maar hem per ongeluk verspreidde over de wereld.

En over het verhaal dat ik heb verzonnen over twee mensen in een lang vervlogen verleden, de een zwart en de ander wit, waartussen een vonk overspringt die niet te ontkennen valt, ondanks de slavernij die tussenbeide dreigt te komen. Het boek is fictie, maar wie zal zeggen of er niet werkelijk zoiets is gebeurd? Tenslotte is ons bloed allemaal rood, ongeacht onze huidskleur.

Het besef dat wij allemaal gelijk zijn, en ondanks het duistere verleden dezelfde gevoelens en dromen hebben, dringt steeds beter tot ons door. Misschien is dat wel het echte goede nieuws.