zondag 2 april 2023

Slavenhandel en de Republiek

Dit is weer een post over mijn onderzoek naar de achtergronden voor mijn nieuwe boek ANANSI, dat in juni a.s. zal worden gepubliceerd.

Rond 1600 was Nederland in oorlog met Spanje en Portugal. Slavernij was bij wet verboden in Nederland, maar niet op het Iberisch schiereiland en in de Spaanse en Portugese koloniën. Nederland had rond 1600 nog geen koloniën, maar dat zou snel veranderen na de oprichting van de VOC in 1602. De oorlog met Spanje en Portugal werd tussen 1609 en 1621 in de ijskast gezet (het Twaalfjarig Bestand), een periode waarin de Nederlandse overzeese handel tot bloei kwam en vele gebieden in Azië werden gekoloniseerd. De VOC was grotendeels een militaire organisatie gericht op verdrijving van de Portugezen uit dat gebied en was gedekt door een 'octrooi', een monopolie verleend door de Staten-Generaal. Het handeldrijven ontstond pas in het kielzog van de veroveringsoorlog.

Het kanonschot, Willem v/d Velde de Jongere, 1707

Het twaalfjarig bestand kwam ten einde in 1621 en het kan geen toeval zijn dat dat het oprichtingsjaar was van de WIC, de ‘geoctroyeerde West-Indische Compagnie’. De WIC was opgezet naar het model van de VOC en was aanvankelijk eveneens een militaire organisatie, een soort huurlingenleger. Tegenwoordig zouden we de parallel trekken met de Wagnergroep! Ook de WIC was gericht op het verdringen van de Portugezen uit hun Afrikaanse en Zuidamerikaanse koloniën, wat ook ten dele gelukte. Daarbij moeten we beseffen dat er in de Atlantische Oceaan al in 1494 bij het verdrag van Tordesillas een lijn was getrokken, ongeveer op de lengtegraad van de monding van de Amazone, waardoor de Spanjaarden niet in Brazilië en Afrika mochten handeldrijven. Daardoor spreekt overigens Brazilië nog steeds Portugees...

 


De WIC verkeerde een groot deel van zijn bestaan in financiële problemen, moest in 1647 met overheidssteun worden gered en ging uiteindelijk in 1674 ten onder. Daarna werd de zaak gesaneerd en zag de tweede WIC het licht, die (naast de handel in plantageproducten) vooral op slaven- en goudhandel was gericht. De militaire expansie tegen de Portugezen en Spanjaarden was natuurlijk na de vrede van Münster van 1648 niet meer aan de orde.

Al in 1623 trof de WIC voorbereidingen voor de slavenhandel. Dat slavernij bij wet verboden was in de Republiek werd gemakshalve even vergeten. Er werd een onderzoek gedaan naar slavenhandel in Angola, waarvan de kust toen al anderhalve eeuw in Portugese handen was. Later werd langs de hele West-Afrikaanse kust gepoogd om de Portugezen eruit te werken. Luanda werd veroverd in 1643 en eerder, in 1637, veroverde de WIC na enkele mislukkingen fort Sint-George van Elmina op de Portugezen. 

Elmina zou het Afrikaanse hoofdkwartier worden van de WIC, naast diverse andere 'handelsposten'. De Portugezen deden al vanaf het begin van de 16e eeuw aan slavenhandel, maar Elmina was aanvankelijk vooral gericht op de goud- en ivoorhandel. Elmina betekent dan ook ‘de mijn’, het is gelegen aan de toenmalige Goudkust. De slavenhandel zou zich uiteindelijk vanuit Angola uitbreiden naar de Slaven-, Goud- Ivoor- en Greinkust, ruwweg het kustgebied tussen het huidige Nigeria en Senegal.

Slavenfort Elmina

Vraag en aanbod zijn de motor van elke handel, en dat gold ook voor de slavenhandel. Het voert te ver om de hele slavenhandel te bespreken in dit korte bestek en ik zal mij beperken tot het aanbod van slaafgemaakten in het gebied binnen het hedendaagse Ghana en de vraagzijde in Nederlands Brazilië, Suriname, Essequibo, Berbice en Spaans-Amerika.

Allereerst moet worden gezegd dat slavernij heel gewoon was in Afrika. Soms verkochten mensen zichzelf of hun kinderen om te ontsnappen aan schuld of armoede. De bestaanszekerheid in slavernij was kennelijk vaak groter dan daarbuiten, hoewel slaven ook in Afrika vaak slecht werden behandeld. Daarnaast was de inlandse stammenstrijd een belangrijke bron van gevangenen. Het gebied dat nu Ghana heet was grotendeels bewoond door aan elkaar verwante volken zoals de Ashanti, de Denkyira, de Akyem en de Fante. Zij spraken (en spreken) allerlei dialecten van de Akan-talengroep en hebben vergelijkbare culturen. 

 

Ashanti-nederzetting ca. 1810

Ondanks de overeenkomst tussen de verschillende Akan-volken werd er flink onderling oorlog gevoerd, waarbij we de vergelijking kunnen trekken met wat er tegenwoordig plaats heeft in het oosten van Congo en Rwanda. Onderlinge moordpartijen en slavenhalen waren aan de orde van de dag. De Ashanti waren aan het eind van de 17e eeuw bezig met een expansiestrijd onder leiding van asantehene (koning) Osei Kofi Tutu. Zijn hogepriester, de okomfo Anokye, was de drijvende kracht achter een persoonlijkheidscultus en mythologie rondom de asantehene. Door hun expansieoorlog werden de Ashanti een belangrijke leverancier van Afrikaanse gevangenen aan de West-Indische Compagnie. Ze kregen betaald met handelsgoederen, ondermeer goedkope textiel, vuurwapens, munitie en sterke drank.

Aan de vraagzijde stond de plantage-economie in het Caribisch gebied en in de vruchtbare bosrijke kustvlakten ten westen van de Amazonedelta. Zodra de geheimen van de suikerproductie door de Hollanders waren ontfutseld aan de Portugezen, werd suiker het nieuwe goud. Voor de productie was veel mankracht nodig, die werd geleverd door van overzee aangevoerde Afrikaanse gevangenen. 

aankomst van een slavenschip

Ten westen van de Amazone waren de Spanjaarden heer en meester, met uitzondering van delen van het kustgebied waar Engelse, Franse en Nederlandse koloniën waren gevestigd. Voor de aanvoer van slaafgemaakte werkkrachten naar Spaans-Amerika was een toeleverancier nodig, omdat de Spanjaarden niet zelf in Afrika mochten handeldrijven. Die toeleverancier werd de (tweede) WIC. 

De constructie zat zo in elkaar, dat een Spaanse (of soms een niet-Spaanse) handelaar een contract met de Spaanse kroon sloot, een monopolie voor slavenhandel op Spaans-Amerika. Dit asiento hield in dat de contractant mensen van een leverancier inkocht op een van de Caribische eilanden. De WIC was lange tijd die toeleverancier, met als doorvoerhaven Curaçao. Daar is overigens nog steeds een stadsdeel met de naam Asiento!


Daarnaast voer de WIC op Paramaribo en Berbice (in het huidige Guyana) om de plantages in het achterland van werkkrachten te voorzien. De WIC had weliswaar een octrooi van de Staten-Generaal, maar er werd ook illegaal gevaren door zogenaamde ‘lorrendraaijers’, smokkelaars veelal van Zeeuwse origine. De WIC had er de handen vol aan, temeer omdat de Zeeuwen niet schroomden om de patrouilleschepen van de Compagnie onder vuur te nemen!

Hoewel de failliete eerste WIC vanaf de verovering door Abraham Crijnssen op de Engelsen in 1667 het bestuur voerde over Suriname, was er een dispuut met de provincie Zeeland, die Crijnssen juist op de veroveringstocht had uitgestuurd en daarom aanspraak maakte op de kolonie. Uiteindelijk werd het dispuut beslecht door de oprichting van de Sociëteit van Suriname in 1683, die de kolonie zou kopen van de Zeeuwen. De drie aandeelhouders waren de WIC, het stadsbestuur van Amsterdam en de oud-militair Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck, die ook de eerste gouverneur zou zijn namens de SvS. Hij betaalde zijn aandeel met in Amsterdam geleend geld.

Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck

Economisch gezien was de kolonie een wangedrocht. Vele Engelse planters waren uit de kolonie vertrokken naar Jamaica, onder medeneming van hun slaven. Er was dus een groot tekort aan mankracht in de kolonie, waar nieuwe Nederlandse planters arriveerden, die feitelijk de dienst uitmaakten. Er was gebrek aan alles: niet alleen mankracht, maar ook paarden, vee en voedsel. Een deel van het probleem was de eis dat de bevoorrading verplicht vanuit Amsterdam moest plaatsvinden, een aanvoerlijn van ettelijke maanden. Er mocht dus geen voedsel of vee worden aangevoerd vanuit de omliggende gebieden. 

Dat werd versterkt door de onwil van de planters om grond en mankracht ter beschikking the stellen voor de voedselproductie. De kostgrondjes van de plantagebewoners waren voor eigen gebruik en bij lange na niet genoeg om Paramaribo te bedienen. Uiteindelijk moest Van Sommelsdijck oogluikend toestaan dat Engelse schippers met voedsel, vee en paarden naar Paramaribo kwamen. Het constante voedingstekort leidde tot rantsoenering van het garnizoen, dat in 1688 in opstand kwam en Van Sommelsdijck vermoordde. 


 

De aanvoer van mankracht vanuit Afrika was ongewis. De planters kochten de schaarse werkkrachten op een veiling in Paramaribo, die werd geopend wanneer er een slavenschip aankwam. Veelal was dat ruilhandel, omdat contant geld schaars was en veel plantages slecht rendeerden. De mensen werden gekocht met een gewicht aan suiker, of soms met een ‘promesse’ op een toekomstige oogst. Door het tekort aan werkkrachten werden ze veelal afgebeuld, en sommigen smeerden hem direct het bos in, waar ze genadeloos werden achtervolgd. Er stonden zware lijfstraffen op weglopen.

plantagehuis Mariënbosch

De gemiddelde levensduur van een gezonde jonge Afrikaanse man op een plantage was 8 tot 10 jaar, wat voldoende zegt over de leef- en werkomstandigheden. Of ze dan alleen ongeschikt waren geworden voor het zware werk of echt waren overleden is niet helemaal duidelijk. Versleten mensen werden veelal vrijgelaten, ‘gemanumitteerd’ heette dat (Latijn: met de hand weggestuurd) en leidden een armoedig bestaan buiten de plantage.


De slavernij werd vooral in stand gehouden door aandeelhouders en afwezige plantage-eigenaren, die dachten veel te verdienen aan de suiker en andere tropische producten. Ik heb er geen concrete aanwijzingen voor kunnen vinden, maar ik heb nog een andere hypothese, namelijk dat de winst zat in de tussenhandel, m.a.w. het vervoer en de raffinage van de producten. De suiker, koffie en indigo die op de plantages werden geproduceerd zouden weleens net zo'n slechte prijs kunnen hebben gekregen als de hedendaagse koffieboeren in Midden-Amerika. En Fair Trade bestond toen nog niet...

De WIC en de SvS werden opgeheven na het ontstaan van de Bataafse Republiek in 1795. Helaas gingen na 1815 de planters met toestemming van de Staat der Nederlanden doodleuk door op dezelfde weg van uitbuiting en vernedering.

Wordt vervolgd.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten